Een hoofdindeling van de judopraktijk maakt onderscheid in
- tachi-waza (staande technieken)
- ne-waza (liggende technieken)
Daarnaast dient de judoka goed de techniek van het ukemi-waza valbreken te beheersen. De diverse gevechtstechnieken van judo worden verdeeld in:
- nage-waza (werptechniek, worpen)
- katame-waza (controletechniek)
Nage-waza
De verschillende worpen kunnen ingedeeld worden als:
- ashi-waza (beenworpen)
- goshi-waza (heupworpen)
- kata-waza (schouderworpen)
- te-waza (armworpen, eigenlijk handtechnieken)
- sutemi-waza (offerworpen)
Katame-waza
De verschillende insluitingstechnieken worden onderverdeeld in:
- osae-komi-waza (houdgrepen)
- ude-kansetsu-waza (armklemmen)
- (van oorsprong ook ashi-kansetsu-waza (beenklemmen))
- shime-waza (verwurgingen)
De technieken zijn erop gericht een tegenstander buiten gevecht te stellen zonder hem te verwonden. Slaan, stoten en schoppen zijn in de judocompetitie verboden, maar verdedigingen tegen dergelijke aanvallen worden wel aangeleerd bij de hogere graden, om de ontstaansgeschiedenis van judo beter te begrijpen maar in het begin zijn ze te gevaarlijk voor de jonge judoka’s. In de examenstof voor de 4de dan bevindt zich zelfs een kata met een verdediging tegen een aanval met een zwaard.
Bron: Wikipedia