Bij judo geeft de kleur van de band het niveau van de drager aan; een beginner heeft een witte band, waarna geel, oranje, groen, blauw, bruin en zwart volgen (de kyu-graden, die van hoog naar laag genummerd zijn — een hoge graad heeft een laag nummer). De wachttijd tussen kyu’s bedraagt minimaal zes maanden. Tussen 1e kyu en 1e dan is de wachttijd minimaal een jaar. Hoe hoger de dan, hoe langer de wachttijd.
Voor kinderen en jonge judoka’s tot 12 jaar is er nog een onderverdeling waarbij aan een band een anderskleurige slip kan zitten om aan te geven dat de beoefenaar tussen de gedragen band en de volgende in zit. Tussen de meestergraden (zwarte banden; dangraden) is het onderscheid te zien aan witte of gele streepjes dwars op het uiteinde van de zwarte band. Een hogere dangraadhouder is niet verplicht die streepjes op zijn band te dragen; een vijfde dan mag een ‘kale’ zwarte band dragen.
Alle judoka’s moeten lid zijn van een nationale judovereniging en bezitten ook een judopaspoort voor wedstrijden en examens.
- NB 1: Het systeem van gekleurde banden is een westers systeem. In Japan heeft men de indeling: wit (6e t/m 4e kyu) – bruin (3e tot 1e kyu) – zwart.
- NB 2: Een judoka moet voor zijn zwarte band een examen afleggen. Alle kandidaten moeten hun vaardigheden bewijzen. Het danexamen bestaat uit Kata en het zogenaamde Vrije deel. In principe moet iedere judoka kata laten zien, ook omdat kata laat zien of de kandidaat wel écht over de nodige judokennis beschikt. Vroeger kregen judoka’s die geen wedstrijden hadden gedaan een zwarte band met een witte streep in de lengte (de joshi obi) in plaats van een geheel zwarte band. Daar vrouwen in die tijd geen wedstrijden mochten spelen, werd deze band al snel een ‘vrouwenband’ genoemd.
De kyu-examens worden afgenomen door de judoclubs. 1e t/m 3e dan-examens worden afgenomen door regionale examencommissies. Alleen 4e en 5e dan-examens worden afgenomen door landelijke examencommissies. De kandidaten van 4e of 5e dan worden beoordeeld door de meesters die 6e of hogere dan hebben. Dangraden boven 6e dan worden meer op grond van verdiensten voor de judosport dan voor exceptionele bekwaamheid in het uitvoeren ervan toegekend. Bij de 6e, 7e en 8e dan is er een afwisselend roodwitte band, bij de 9e en 10e dan een rode band. Deze behaalde banden worden in een judopaspoort afgetekend.
Tot nu toe is de 10e dan toegekend aan slechts 18 judoka’s in de hele wereld. De meeste 10e danhouders zijn Japanners. Slechts twee Nederlandse en één Britse judoka zijn in het bezit van deze dangraad. Op 8 januari 2006 werden drie nieuwe 10e danhouders verkozen door de Kodokan, dit was voor het eerst in 22 jaar. Jigoro Kano verkreeg na zijn dood de hoogste graad, de 11e dan, een brede witte band. Deze graad kan theoretisch gezien gehaald worden door elke judoka maar praktisch gezien is deze alleen voor de stichter van judo, de kans is dus vrijwel niet aanwezig dat iemand deze ooit nog zal gaan halen.
Bron: Wikipedia